MEETAPPARATUUR

Meten aan een elektrische installatie wordt gedaan om vast te stellen wat de waarde van een spanning is, om een storing op te zoeken, of om te controleren of de groep / installatie spanningsloos is.
Dit meten is niet zonder gevaar b.v. door een ongeschikt meetinstrument voor de toepassing, en door een verkeerde instelling, ook de omgeving speelt mee.
In een installatie met een gering kortsluitvermogen en waarbij de actieve delen aanrakingsveilig zijn, is het gevaar bijzonder klein.
Dit zijn installatie`s die beveiligd zijn met zekeringen tot 25 A of installatieautomaten tot 16 A.

Op de foto ziet u een aantal meetinstrumenten die nader toegelicht worden.
– de volt meter links onder is meter uit de jaren 1940/1950, die werd gebruikt in de radiotechniek en kan tot 120 V gelijkspanning meten.

– de spanningzoeker in het midden is een veel gebruikt middel en werkt door aanraking met de tip van de schroevendraaier, en het lichaam die contact maakt met de geleidende achterzijde.
De weerstand van het lichaam en de weerstand naar de aarde in de vorm van schoeisel en b.v. vloerbedekking, bepalen de grootte en de intensiteit van het lampje dat oplicht.
Bij een hoge weerstand naar aarde zal het lampje erg zwak branden, en bij veel omgevingslicht is het lampje dan slecht waarneembaar.
De betrouwbaarheid is dan ook niet groot, en is alleen voor indicatie van aanwezigheid van spanning op b.v. een 230 V wandcontactdoos.
Dit geldt ook voor de voltstick van Fluke, die reageert op een elektrisch veld.

– De duspol van Benning linksboven is een moderne spanningsaanwijzer met tweeknopsbediening. De reden hiervoor is dat dubbelpolige spanningsaanwijzers een lage weerstand hebben. Als nu met 1 meetpen een actief deel onder spanning wordt aangeraakt en het lichaam maakt contact met de andere meetpen, dan gaat er een stroom lopen door het lichaam. Dit kan men voorkomen door de tweehandsbediening. Pas als bewust beide knoppen worden bediend, wordt de laagohmige weerstand geactiveerd en vind er een ontlading plaats waarbij de stroom is begrensd tot b.v. 30-60 mA.
Is de installatie spanningsloos dan wordt een eventuele restlading nu ontladen.
Door de lage inwendige weerstand van de duspol mag de meting niet langer duren dan 30 sec. Als er een stroom loopt van b.v. 50 mA bij een netspanning van 230 V, wordt een vermogen ontwikkeld van 11,5 W. Dit veroorzaakt een temperatuurverhoging in het meetinstrument met kans op schade aan dit meetinstrument.

– De universeelmeter rechts is een meetinstrument dat kan worden gebruikt om te meten om een storing op te zoeken. De meeste typen hebben ook een ampèrebereik. Het is niet de bedoeling om stromen te meten in een laagspanningsinstallatie. Een ampèretang is hiervoor wel een passend meetinstrument. Met deze universeelmeter kan men overigens wel een stroom meten zie de gebogen klem aan de bovenzijde.u

Tip 1:

VERTROUWEN IS GOED, CONTROLE IS BETER !
Hiermee bedoel ik dat u vooraf uw duspol of universeelmeter controleert op een goede werking, dwz op een andere wcd dan het te meten component.
Ook als iemand anders tegen u zegt dat de spanning eraf is, altijd controleren !, of nog beter de installatie uitschakelen.
Een uitzondering is als men een storing moet oplossen, dan is een actieve installatie juist nodig.